Tags

, , , ,

De Nahe is misschien een van de minst bekende wijnregio’s in Duitsland. Maar daarom niet oninteressant, integendeel.
De Nahe kreeg erkenning als wijnbouwgebied in 1971. Laura Schneider, manager van  “Weinland Nahe e.V.“, zegt ons al lachend dat er dus toch iets goed gebeurd is bij de invoering van de wijnwet van 1971. Voor die tijd werd wijn uit die streek eenvoudig “Rheinwein” genoemd.

De Nahe als wijngebied is niet groot en niet klein. Met ± 4100 ha wijngaard is het iets groter in oppervlakte dan Rheingau (3100 ha), maar veel kleiner dan bijvoorbeeld de Mosel (± 9000 ha), Rheinhessen (± 26000 ha) of Pfalz (23000 ha wijngaarden).

Het klimaat is gelijkmatig, mild, met weinig vorst en weinig regen.
Als twee beschuttende handen beschermen de tot 800 m hoge bergketens van het Soonwald, het Hunsrücker Hochwald en het Nordpfälzer Bergland het wijngebied in het Noorden, Westen en Zuiden. Naar het Oosten toe opent het gebied zich naar het  heuvellandschap van Rheinhessen en het Mainz-bekken.

geologie_info_geologie

Bron: abtweiler.de

Algemeen deelt men de regio in in drie gebieden.
De beneden-Nahe start bij Bingen, waar de Nahe in de Rijn uitmondt, en loopt tot Bad-Kreuznach. Hier voelt men de invloed van het warme klimaat van de vlakte van Rheinhessen. De vegetatieve periode start hier gemiddeld een week vroeger dan in de rest van de streek.
Meer stroomopowaarts is het klimaat onderhevig aan de koelere lucht die van de omgevende wouden en bergketens komt. De midden-Nahe, van Bad Munster am Stein tot Schlossböckelheim, kent daardoor een langer groeiseizoen vergeleken bij de boven-Nahe. De druiven rijpen later en onder koelere condities: ideaal voor de Riesling.
De boven-Nahe loopt van Schlossböckelheim tot Martinsheim in het Westen.

Wat de Nahe uniek maakt is de bodemsamenstelling, en meer bepaald de veelzijdigheid daarvan. We kunnen dan ook niet anders dan een korte inleiding geven tot de geologie van de streek.

Op de kruising tussen het “Rheinisches Schiefergebirge”, de bergen en heuvels van het Saar-Nahe bassin en grenzend aan het Mainz-bekken is de Nahe vallei het product van een bewogen geologische geschiedenis.
We vinden er het grootste aantal aan bodemtypes van alle Duitse wijngebieden, en de grootste variatie binnen een klein oppervlak. Door het vulkanisch verleden is de grond meerdere malen flink opgeschud. Experten schatten dat er meer dan 180 types bodem kunnen gedefinieerd worden. Onderstaand kaartje toont het lappendeken van de voornaamste geologische ondergronden.

Nahe_Bodem

Bron: “Wein & Stein” infobrochure, Weinland Nahe e.V., met dank aan Laura Schneider

De oudste gesteentelagen in wijnregio Nahe liggen in het Noordelijk deel tussen Bingen en Dalberg. Het zijn de tot het Rheinisches Schiefergebirge behorende lagen van het Devon-tijdperk. Ze ontstonden als afzetting op een zeebodem die omstreeks 417 miljoen jaar geleden gevormd werd, toen Noord-Amerika en Noord-Europa nog samen een groot continent vormden, ter hoogte van de evenaar.
Ten zuiden daarvan bevond zich het Devonische zeelandschap. De versteende zeebodem werd door plooiing het huidige Rheinisches Schiefergebirge. Een hoogtegebied in de vorm van een eilandketen schermde de ondiepe zee af van de zuidelijk gelegen oceaan. Door de verdere uitdieping en uitbreiding van het zeebekken naar het Zuiden toe en door het toenemend vulkanisme kwam ook lava en Diabas aan de oppervlakte. Door verdere aardplaatverschuivingen ontstond metamorfose in verschillende gesteentelagen. Diabas werd omgevormd tot groene leisteen (Grünschiefer). Fijnkorrelige sedimenten werden Phyliet.
Geologisch was de Hunsrück ooit een hooggebergte, en het huidige Naheland zuidelijk daarvan was een bekkenlandschap met sterke vulkanische activiteit.
De steile overgang van de Hunsrück naar het Saar-Nahe bekken zorgde in de prehistorie voor een moessonklimaat, met hevige regenval in de zomermaanden. Dit zorgde voor een intensieve erosie van de rotsbodem, het steenpuin werd door bergbeken kilometers ver in het Saar-Nahe bekken gespoeld.
De hevige regenval gaf aanleiding tot het ontstaan van grote binnenmeren. Het voorkomen van zandsteenlagen wijst op het zich steeds verleggende stroomgebied van grotere rivieren.
290 miljoen jaar geleden werd de Saar-Nahe vallei het toneel van intensieve magmatische activiteit. De smeltgesteenten (magma) komen, afhankelijk van hun samenstelling, naar de oppervlakte. Rhyoliet stijgt omwille van het kiezelzuurgehalte sterk en verdringt bovenliggende steenlagen en welft als lavakoepels boven het landschap uit. De meest indrukwekkende hiervan zijn de massieven van de Donnersberg, Lemberg en Rotenfels.

Rhyoliet

Rhyoliet

De lavakoepels werden in nog warme, halfrigide toestand door achteropkomende vulkanische stromen onstabiel en kollabeerden met catastrofale grondverschuivingen, die als reusachtige assestromen in het omliggende landschap uitmondden.
Meer recent zorgde de klimaatsverandering (ijstijd, opwarming) en de komst van de mens met landbouw voor verdere bodemveranderingen. Dit alles zorgde voor het complexe geologische beeld in deze regio.

Heel de geologische geschiedenis zorgt voor een veelvoud aan bodemtypes op een klein oppervlak. Deze verschillen kan men met het blote oog waarnemen: rode zandsteen, zwartgroen glanzende leisteen en donker vulkanisch gesteente verlenen de Nahe een uniek landschapsbeeld.